PROPRANOLOLLaatste bijwerking : 2022.06.17 |
|||||||||
Synoniem: | |||||||||
Toedieningsweg: | oraal, parenteraal | ||||||||
Klasse(n): | |||||||||
Preconceptie | 0-3 | 4-6 | 7-9 | Perinataal | Borstvoeding | |
---|---|---|---|---|---|---|
(ja) III | (ja) II | (ja) II | (ja) II | check II | (ja) II | |
geen info | geen info | geen info |
De codes zijn gebaseerd op humane gegevens voor propranolol. De perinatale code heeft de functie van waarschuwing.
Bij borstvoeding is er slechts een beperkte dosis die door het kind wordt opgenomen.
Geen specifieke humane informatie beschikbaar. Tot nog toe werd geen beïnvloeding van de vruchtbaarheid gemeld.
Gegevens over 274 pasgeborenen die gedurende het eerste trimester aan propranolol werden blootgesteld, wijzen niet op abnormaal meer afwijkingen (11 gevallen tegen 12 verwacht). Aantallen zijn bekend voor 6 verschillende type-afwijkingen (geobserveerd/verwacht) 3/3 cardiovasculaire defecten, 0/0 gespleten verhemelte, 0/0 open rug, 0/0 polydactylie, 0/0 verkorte ledematen en 2/1 hypospadie (Michigan Medicaid study) [Briggs].
LAREB beschouwt propranolol als ‘waarschijnlijk veilig’ tijdens 1ste en 2de trimester [LAREB 06 2022].
Dierexperimenteel:Bij ratten werd embryo- en foetotoxiciteit waargenomen [Briggs].
Tweede trimester:Geen specifieke informatie beschikbaar. Groeivertraging met bètablokkers [LAREB 06 2022] was meer uitgesproken wanneer de behandeling vroeg in het tweede trimester werd opgestart (zie "Klasse-tekst").
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Zie eerste en tweede trimester.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Perinataal (steeds rekening houden met de gegevens bij de actuele trimester) :Bij gebruik tijdens partus kunnen bij neonaat o.a. nog optreden hypotensie, hypoglykemie, ademhalingsproblemen en bradycardie (zie "Klasse-tekst"). Verminderde neonatale reactie van het hart op geluid werd gezien in een gerandomiseerde, dubbelblinde studie met 36 moeders ‘at terme’ [Briggs]. Een observatieperiode van minimum 24 tot 48 uur is aangewezen voor de baby [Briggs][LAREB 06 2022].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Opvolging :Er is een verhoogd risico op cardiale en pulmonaire verwikkelingen bij de neonatus in de postnatale periode (zie “Klasse tekst”).
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
L2
Propranolol gaat over in de moedermelk. Met een melk/serum ratio van 0.33-1.65 zou er minder dan 0.1% van de maternale dosis overgaan. Hale geeft de voorkeur aan propranolol als betablokker tijdens borstvoeding [Hale].
Alhoewel geen bijwerkingen werden gerapporteerd [Briggs][LAREB 06 2022] blijft een risico op bèta-blokkade bestaan met slaperigheid, lethargie, bleke gelaatskleur, gebrek aan eetlust, bradycardie, tachypneu en hypotensie (zie "Klasse-tekst"). Een observatieperiode van minimum 24 tot 48 uur is aangewezen voor de baby [Briggs].
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Preconceptie | Zwangerschap | Borstvoeding | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
check III | (ja) III | |||||
geen info | geen info | ← Condoom gebruiken / Onthouding |
Erectiestoornissen worden gemeld.
Erectiestoornissen worden gemeld.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
Geen specifieke informatie beschikbaar over de overgang via het sperma.
Dierexperimenteel:Geen specifieke informatie beschikbaar.
[Lecrat] : CRAT - Centre de référence sur les agents tératogènes chez la femme enceinte (lecrat.fr) https://www.lecrat.fr
Volgens LAREB en LECRAT, verdienen labetalol en metoprolol de voorkeur indien tijdens zwangerschap een betablokker moet worden aangewend. Er zijn geen aanwijzingen voor een hoger risico op aangeboren afwijkingen met bètablokkers [LAREB 06 2022][LECRAT 06 2022].
Er worden meer dan 300 gevallen gerapporteerd met bisoprolol (cardioselectief) tijdens het eerste trimester zonder verhoogde incidentie van afwijkingen. Zie ook de specifieke monografie [NVDR].
Groeivertraging en gewichtreductie werden met het gebruik van bètablokkers geassocieerd. Groeivertraging was meer uitgesproken wanneer de behandeling vroeg in het tweede trimester werd opgestart. Wanneer enkel in de 3de trimester behandeld, leed vooral het placentagewicht er onder.
Bètablokkers die toegediend worden op het einde van de zwangerschap, kunnen aanleiding geven tot bradycardie, hypoglykemie en cardiale of pulmonale complicaties bij de foetus/pasgeborene. Daarom is het aanbevolen om de pasgeborene de 3 a 5 eerste levensdagen nauwgezet op te volgen (hartfrequentie – glykemie) in een gespecialiseerde eenheid.
Bètablokkers kunnen de placentaire doorbloeding verminderen, wat kan leiden tot intra-uterien foetaal overlijden, immature en premature bevallingen.
Met borstvoeding bestaat er een risico op bèta-blokkade met bradycardie, tachypnea en hypotensie.
is een verhoogd risico op cardiale en pulmonaire verwikkelingen bij de neonatus in de post-natale periode [Briggs][LAREB].
Geen specifieke informatie beschikbaar.